Laatst zat ik op een bankje in een omheind losloopveld met Aramis, toen een jonge vrouw met een pup met een wolfhonden-uiterlijk (zoals de Tamaskan) langs kwam lopen. Uit nieuwsgierigheid en bewondering groette ik hen met een “Oh, hallo.” Aramis draafde naar de omheining, maar de pup ging direct terughoudend achter de benen van de vrouw staan.
De vrouw liep – zich niet bewust van wat haar pup deed – naar het hek en probeerde haar pup aan te moedigen – zelfs trekken met de riem – om dichterbij te komen. Aramis, altijd rustig met pups, snuffelde kort aan haar hand – die de vrouw uitstak, en nam de geur van de pup op en liep vervolgens weg. De pup kwam door de spanning op de riem wel iets dichterbij, maar stond nog steeds onzeker, met gespannen achterpoten en zijn staart laag op een afstandje van de omheining.
Ik richtte mijn aandacht naar de vrouw en toen Aramis wegliep, gaf de vrouw mij wat voertjes, hopend dat de pup hierdoor zou durven naderen. Maar een stemmetje in mij zei dat ik dit beter niet kon doen, en ik sloeg haar aanbod vriendelijk af en legde uit waarom dit eigenlijk niet zo’n goed idee is.
Waarom lokken niet zo’n goed idee is.
Wanneer een pup iets spannend vindt, proberen we hem vaak met lekkers gerust te stellen of over een drempel te helpen. Maar als de beloning op een plek is waar de pup zich nog niet veilig voelt (bijvoorbeeld bij een vreemde met een grote witte hond, met spookachtige blauwe ogen), dan duwen we hem onbewust over een grens die hij nog niet durft over te steken.
Vergelijk het met mijn angst voor spinnen. Stel dat je mij 150 euro geeft om een spin van dichtbij te bekijken. Ik weiger. Je verhoogt de inzet naar 500 euro. Ik twijfel door je, en ga dichtbij – maar de spin maakt een onverwachtse beweging en in een milliseconde neemt mijn spanning en angst alleen maar toe. Het risico? Ik voelt mij niet veiliger en ontwikkelt mogelijk zelfs een negatieve associatie met de spin of zelfs met de persoon die mij op dat moment naar de spin toe wil lokken.
Voor honden werkt dit net zo. In plaats van je pup met lekkers naar voren te lokken, is het beter om hem te steunen in wat hij uit zichzelf durft. Wilt die op een afstandje achter jouw benen naar dat spookachtige witte monster kijken? Bemoedig hem daarvoor en beloon met de voertjes die jij mee hebt voor zijn eigen initiatieven, zoals rustig van een afstandje observeren. Zo bouwt hij op zijn eigen tempo ook zelfvertrouwen op, en is de kans op een positieve leerervaring – omdat de spanningsdrempel veel lager ligt – veel groter.
Een extra risico: een hond die onzeker of angstig is uit de hand voeren
Elke hond die zich ongemakkelijk voelt en toch naar voren komt, staat onder spanning. Een onverwachte beweging – een hand die te snel beweegt, een jas die wappert, of die “spookachtige” witte hond die weer dichterbij komt – kan hem laten schrikken. Een angstige hond kan impulsief reageren, soms met een snauw of beet. Dit is een uiting van agressie, maar dan uit pure angst.
Daarom is het altijd beter je pup te steunen in wat hij al durft, in plaats van hem te lokken over een grens die hij nog niet aan kan.
Twee weken later zag ik dezelfde vrouw weer. Dit keer gebruikte ze haar riem niet om de pup naar het hek te trekken. Toch kwam de pup nu zelf nieuwsgierig dichterbij, zonder zijn staart tussen zijn benen. Uiteindelijk volgde een ontspannen neus-aan-neus begroeting.
Kleine stapjes en geduld loont altijd. 😉
Wil jij graag hulp bij de begeleiding van je pup? Neem gerust contact met mij op of kijk op deze pagina voor meer informatie!
Dit artikel is geschreven door hondengedragstherapeut Inna Dirkse-Burmensky Als kynologisch instructeur en gedragstherapeut werk ik zo’n 10 jaar met honden. Mijn passie ligt bij het welzijnsgericht werken met honden, met een oplossingsgerichte aanpak voor het hele gezin.
Het overnemen of kopiëren van de inhoud zonder schriftelijke toestemming is niet toegestaan. Het delen van dit artikel met originele bronvermelding op social media wordt zeer gewaardeerd.